Geschiedenis
Oudheid
Ondanks een gebrekkig bewijs waren de Mekong-vallei en het Khorat-plateau in Noordoost-Thailand en delen van Cambodja en Laos zeer waarschijnlijk al meer dan 10.000 jaar geleden bewoond. Over de oudste geschiedenis van Thailand is verder weinig bekend. Bij Mae Hong Son en bij Kanchanaburi zijn landbouwwerktuigen van rond 3500 voor Christus aangetroffen. In de buurt van Ban Chiang (niet ver bij Udon Thani vandaan) zijn de meest opvallende archeologische artefacten gevonden; aardewerk dat ca. 5000 jaar oud is. Het is onbekend van welk volk het aardewerk afkomstig is. Het gevonden grondplan van een dorp dat meer dan 5000 jaar oud zou moeten zijn, zou daarmee een van de oudste beschavingen ter wereld zijn geweest.
Middeleeuwen
De oudste bekende bewoners van het huidige Thaise grondgebied zijn de Mon. Men neemt aan dat dit volk vele eeuwen voor Christus uit Centraal-Azië via de grote rivieren afzakte naar het zuiden van Myanmar (vroeger Birma) en daarna Thailand binnentrokken. Bekend als de Dvaravati beschaving ondergingen zij door de handel invloed uit India en praktiseerden het Theravada Boeddhisme, waarvan een aantal interessante bronzen en zandstenen Boeddha's bewaard is gebleven. De hoofdstad was toen Nakhon Pathom, en deze stad lag niet ver van de huidige hoofdstad van Thailand, Bangkok. De Mon vermengden zich met de Thai, die in de 13e eeuw in het noorden van Thailand verschenen.
De Khmer uit Cambodja heersten bijna vier eeuwen over Thailand, met als bekendste koning Jayavarman II (790-850). In 1001 kwam Suryavarman uit Maleisië aan de macht, en in deze tijd werden er veel prachtige gebouwen gebouwd (zoals bijvoorbeeld in Phimai).
De Thai
De Thai kwamen in de 13e eeuw, maar misschien al veel eerder, vanuit de huidige Chinese provincie Yunnan Thailand binnen. Ze hadden in Yunnan het koninkrijk Nanchao gesticht, maar werden verdreven door de Chinezen, trokken weer zuidwaarts en vestigden zich in Thailand. De Thai splitsten zich in drie groepen, en een van deze groepen trok naar de vallei van de Maenam Chao Phraya. Hier stichtten ze het koninkrijk van Sukhothai. Koning Ramkhamhaeng (1277-1317) was een groot strateeg en hij veroverde al snel grote delen van Birma (nu Myanmar), Laos en het zuiden van Thailand tot in Maleisië. Hij was naast een groot militair ook bestuurlijk zeer vooruitstrevend. Zo voerde hij een administratie in en wordt hij gezien als de ontwikkelaar van het Thais alfabet (Lai Sue Thai) vanuit eerdere Khmer, Mon en Birmese schriften. Ook zorgde hij ervoor dat het Theravada-boeddhisme uit Ceylon (nu Sri Lanka) geïntroduceerd werd. Onder deze verlichte monarch ontstond het begin van een nationale identiteit.
Eind 13e eeuw stichtte koning Mengrai in het noorden het koninkrijk Lanna, dat precies grensde aan het gebied van Ramkhamhaeng. De twee koningen lieten elkaar echter met rust. Mengrai leverde vele succesvolle veldslagen en wist daardoor zijn rijk uit te breiden en oorlogvoerende vorstendommen te verenigen. In 1281 overwon hij de Mon te Hariphunchai en in 1292 verplaatste hij de hoofdstad naar Chiang Mai.
Ayutthaya
Na de dood van Ramkhamhaeng in 1300 raakte het Sukhothai-rijk in verval. Koning Ramathibodi (zijn eigenlijke naam was U-Thong) stichtte in 1350 de stad Ayutthaya in een zeer vruchtbaar gebied waar de grote rivieren samenvloeien die de Maenam Chao Phraya vormen. Ramathibodi regeerde van 1350 tot 1369 en was een totaal andere heerser dan Ramkhamhaeng, die voor de 'gewone' man zeer toegankelijk was. Ramathibodi was juist onbenaderbaar en voerde onder krijgsgevangenen de slavernij in, die tot in de 20e eeuw zou voortduren. De eerste 200 jaar van het koninkrijk Ayutthaya waren erg belangrijk. In deze periode werd er een samenleving gemaakt die 'gebukt' ging onder vrij strakke regels en gewoontes. De Thai vielen ook voortdurend de Khmer aan en in 1393 trokken ze Cambodja binnen onder leiding van koning Ramesuan. Het Cambodjaanse leger werd verslagen en er werd voor eens en altijd met de Khmer afgerekend.
Aan de andere kant van het Ayutthaya-rijk waren er voortdurend problemen met de Birmanen; Sukhothai werd in 1378 veroverd door de Birmaanse koning Boromaraja. Deze koning trachtte ook het koninkrijk Lanna te veroveren, maar dat mislukte. In de 16e eeuw vielen de Birmanen wederom aan en veroverden nu het prinsdom Chiang Mai, waar een Thaise prins als bestuurder werd aangesteld. Ayutthaya werd een Birmaanse provincie en het hele gebied stond vanaf 1569 onder heerschappij van koning Maha Thammarachathirat. Een zoon van hem, prins Naresuan, was er alles aan gelegen om de Thai van de Birmanen te bevrijden. Hij wist hiertoe een leger bij elkaar te krijgen en wist de Birmaanse kroonprins te verslaan bij de slag bij Nong Sa Rai, waardoor de macht van Ayutthaya weer hersteld werd. Zijn broer Ekathotsarot werd in 1605 koning en onder zijn bewind mochten de Hollanders zich in Ayutthaya vestigen.
De Europeanen melden zich
In 1511 arriveerden de Portugezen voor de zuidkust van Thailand, bij de havenplaats Pattani. De Portugese onderkoning Albuquerque stuurde in dat jaar vanuit Goa in India een afgezant naar de hoofdstad van Thailand. In 1608 kregen de Hollanders toestemming om zich te vestigen in Pattani en aldaar een handelspost in te richten. De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) had op dat moment haar hoofdkantoor op Java in Batavia (het huidige Jakarta). Hier vond de overslag van goederen plaats en van daaruit werden ze verder vervoerd naar Ayutthaya en Japan. Een jaar later vertrok de eerste Thaise missie naar Europa, en deed als eerste Holland aan.
In de eerste helft van de 17e eeuw kwamen er nog meer Europeanen naar Thailand: de Engelsen in 1612, de Denen in 1621 en de Fransen tijdens het bewind van koning Narai (1657-1688). Frankrijk genoot de steun van de Griekse avonturier Constantine Phaulkon, die als scheepsjongen op een Engels schip naar Siam kwam en er een grote carrière maakte. In 1662 was Phaulkon eerste minister van koning Narai en 'commissaris van de buitenlandse handel'. Hij zette Engeland en Holland de voet dwars en verleende Frankrijk steeds meer voorrechten.
In 1688 stelde Phaulkon, met steun van Frankrijk, het plan op alle troonpretendenten uit te schakelen en een van hem afhankelijke schoonzoon van koning Narai op de troon te zetten. Toen koning Narai ziek werd, lekte het plan echter uit. Phaulkon werd gevangen genomen, van hoogverraad beschuldigd en uiteindelijk onthoofd om zijn complot met de Fransen. Het gevaar ontstond voor een volkomen Franse dominantie, die slechts verhinderd werd door het nationalistische verzet. Na de dood van koning Narai in 1688 besteeg de leider daarvan, Phetracha, de troon. In 1690 moesten de Fransen Siam verlaten.
Ondertussen was Ayutthaya alweer over haar hoogtepunt heen en de hardnekkige Birmanen bleven het koninkrijk aanvallen. De Birmaanse koning Mangra veroverde eerst Chiang Mai en rukte daarna op naar Ayutthaya, waar de hoofdstad in 1767, na een beleg van meer dan een jaar, in Birmaanse handen viel en totaal verwoest werd. Ruim 90.000 mensen werden hierbij gevangen genomen door de Birmanen.
Een paar honderd man onder aanvoering van generaal Taksin (1768-1782) slaagde erin te ontsnappen en vestigde zich in het beter verdedigbare Thonburi (aan de overkant van de rivier bij het moderne Bangkok) waar Taksin vervolgens tot koning gekroond werd. Vanuit Thonburi voerden zij een vergeldingsoorlog tegen de Birmanen waarbij Ayutthaya uiteindelijk werd heroverd. Het lukte Taksin om alle afvallige prinsdommen te verenigen en in 1776 kwam de stad Chiang Mai zelfs in het bezit van de koning. Taksin bleek echter geen echte leider. Hij verwaarloosde zijn administratieve plichten, werd steeds hardvochtiger en werd geleidelijk aan krankzinnig. In 1782 werd Taksin vermoord.
De Chakri-dynastie: 1782 tot heden
De opvolger van Taksin, generaal Chakri, besteeg de troon en stichtte de Chakri-dynastie, die tot op de dag van vandaag regeert over Thailand. Als Taksins generaal veroverde hij de stad Vientiane in 1778. Ook nam Chakri (ook bekend als Rama I) de Boeddha van Smaragd mee naar Thonburi die tegenwoordig in de Wat Phra Kaew in Bangkok staat. Hij werd gekroond op 6 april 1782, een datum die ook nu nog een officiële feestdag is in Thailand.
In 1782 verplaatste Rama I de hoofdstad over de rivier heen naar het eiland Rattanakosin in het huidige Bangkok en beveiligde de stad tegen de nog steeds agressieve Birmanen. Daarna begon hij de grandeur van de Thaise kunst en architectuur te herstellen en ook zijn opvolgers gingen door met de wederopbouw van de Thaise beschaving.
De 19e eeuw zou zeer belangrijk worden voor de ontwikkeling van Thailand. De Europeanen en Amerikanen hadden op dat moment een grote invloed in Azië en de progressieve koningen Mongkut (Rama IV) en Chulalongkorn (Rama V) beseften dat Thailand mee moest in de vaart der volkeren. Buitenlandse mogendheden mochten handel gaan drijven met Thailand en er werden deskundigen en adviseurs uit Europa en Amerika gehaald om Thailand verder te ontwikkelen. In deze tijd werd de nadruk gelegd op het onderwijs en de infrastructuur, maar ook de immigratie van Chinezen, die geleidelijk in handel en ambacht gingen overheersen, nam sterk toe.
Periode Chulalongkorn
De aan malaria overleden koning Mongkut (Rama IV) werd opgevolgd door zijn zoon Chulalongkorn (Rama V; 1868-1910), en hij zou de grootste koning van Thailand ooit worden. Hij wordt ook gezien als grondlegger van de moderne staat Thailand. Zo stuurde hij veel van zijn kinderen naar het Westen om daar te gaan studeren en hijzelf legde vele contacten met buitenlandse machthebbers. Hierdoor is Thailand waarschijnlijk ook nooit overheerst door buitenlandse mogendheden. In de 42 jaar dat Chulalongkorn regeerde, werd er veel bereikt: in 1897 werd de eerste spoorlijn geopend, de stad Bangkok werd flink uitgebreid, er werden kanalen en irrigatiewerken aangelegd voor de rijstbouw en in 1905 werd de slavernij officieel afgeschaft. Thailand was op dat moment groter dan het nu was; het noordelijke deel van Maleisië en een stuk van Cambodja hoorden er ook nog bij.
De immigratie van Chinezen, die geleidelijk in handel en ambacht gingen overheersen, nam toe. In 1893, na een Franse vlootdemonstratie, stond Thailand zijn gebied ten oosten van de Mekong aan Frankrijk af. In 1904 kreeg Frankrijk de soevereiniteit over Luang Prabang en in 1907 die over de Cambodjaanse provincies Siem Reap en Battambang. In ruil hiervoor stond het in feite de extraterritorialiteit af, iets wat Engeland in 1909 deed, toen het de suzereiniteit over vier staten in Noord-Malakka verwierf.
De moderniseringen werden voortgezet onder Vajiravudh (Rama VI) en Prajadhipok (Rama VII). Tijdens het bestuur van Vajiravudh vond de eerste poging plaats om de absolute monarchie omver te werpen, door het Thaise leger in 1912. Daarna zouden militaire coups het 20e-eeuwse politieke strijdtoneel kenmerken.
Periode Prajadhipok
Onder het bewind van Prajadhipok (1925-1935) brak de wereldwijde crisis van de jaren 30 uit die ook Thailand trof. Hoge ambtenaren, die vaak in het buitenland gestudeerd hadden, waren zeer ontevreden over de gang van zaken in Thailand en dat leidde tot een staatsgreep in 1932. De staatsgreep, door een groep democratisch ingestelde studenten met behulp van het leger, gebeurde zonder bloedvergieten en op 10 december 1932 tekende de koning de eerste grondwet en kwam er een einde aan de absolute monarchie die werd vervangen door een constitutionele. Het vorstenhuis kreeg vanaf die tijd alleen nog een ceremoniële rol in staatszaken toebedeeld. In 1933 probeerde een groep sympathiserende royalisten via een staatsgreep vergeefs de absolute monarchie te herstellen.
Hierna vertrok de koning naar het buitenland en zou daar ook blijven en in 1935 officieel aftreden. Hij had geen opvolger aangewezen, dus moest er grondwettelijk een nieuwe koning benoemd worden. De 10-jarige Ananda Mahidol, die in Zwitserland woonde, werd benoemd als de nieuwe koning Rama VIII. Ananda keerde pas in 1945 terug naar Thailand, maar werd een jaar later al vermoord. Zijn troonopvolger werd zijn jongere broer Bhumibol (Rama IX).
Siam wordt Thailand
In 1938 was de nationalistische generaal Phibul (Phibun Songkhram) premier van het land geworden en hij bleef met wat intervallen tot na de Tweede Wereldoorlog aan de macht. Hij was het die in 1939 de naam Siam veranderde in Thailand en de Japanners een vrije doortocht gaf tijdens de Tweede Wereldoorlog. Japan werd zeer door hem bewonderd en het was dan ook niet vreemd dat Thailand in 1942 de oorlog verklaarde aan Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. In ruil daarvoor kreeg Thailand van Japan gebieden in Birma en Cambodja terug die het had moeten afstaan aan Frankrijk en Engeland. Hij ondernam ook pogingen het economische leven te 'thaiseren', dat wil zeggen de Chinezen te elimineren. In 1944 werd Pibul aan de kant geschoven en opgevolgd door Seni Pramoj. In 1946 werd Pridi Phanomyong premier, maar hij werd in 1947 na een staatsgreep alweer afgezet. Hij werd opgevolgd door Phibul, die tot 1948 aan de macht bleef en onder andere op het gebied van het onderwijs vooruitgang boekte, maar aan de andere kant ook de grondwet buiten werking stelde. Hij was een verklaarde anticommunist en speelde daarbij in op het Amerikaanse en Franse beleid in Zuidoost-Azië.
In het Korea-conflict werden Thaise eenheden naar het slagveld gestuurd. In zijn binnenlandse politiek had hij weinig succes. Phibul was niet in staat leger en politie in toom te houden. In september 1957 schoof het leger onder Sarit Thanarat Phibul door een coup opzij en via een zesjarenplan wist hij op allerlei terrein progressie te boeken. De industrie ontwikkelde zich, buitenlandse investeerders werden aangetrokken en het verplichte onderwijs werd verhoogd van vier naar zeven jaar. Ook werden er universiteiten en hogescholen door het hele land opgericht om de hoofdstad Bangkok te ontlasten. De infrastructuur werd grondig aangepakt met de bouw van stuwdammen, waterkrachtcentrale en de aanleg van wegen. In 1958 ondernam Sarit 'een tegen hem zelf gerichte coup'. Hij schafte de grondwet af en trad nu zelf als premier op. Hij zou zijn plannen echter niet afmaken, want in december 1963 overleed hij.
Na zijn dood werd maarschalk Thanom Kittikachorn premier. In de buitenlandse politiek bleef Thailand de Verenigde Staten steunen inzake Vietnam, onder meer door het beschikbaar stellen van luchtmachtbases en door deelname van Thaise troepen aan de operaties in Vietnam. De ontwikkelingen in Vietnam en in Laos en Cambodja deden de Thaise regering besluiten lid te worden van de ASEAN.
In 1968 kondigde Kittikachorn een nieuwe grondwet af, in 1969 werd de parlementaire democratie geïntroduceerd.
Jaren zeventig
In november 1971 echter werd de grondwet weer afgeschaft. Als motieven werden opgegeven het terrorisme in verschillende provincies, acties van studenten en boeren en de twijfelachtige loyaliteit van de drie miljoen Chinezen. In oktober 1973 leidde dat in hevige rellen en vechtpartijen aan de Thammasat-universiteit. Er vielen tientallen doden en honderden gewonden en verschillende overheidsgebouwen werden in brand gestoken. De leiders van dat moment, de generaals Thanom Kittikachorn en Praphat Charusathien, vluchtten naar het buitenland en de koning benoemde de rector van de universiteit, Sanya Dharmasakti, tot premier. Er werd een nationale conventie in het leven geroepen waarin 2347 mannen en vrouwen zitting konden nemen. Geheel volgens Thaise traditie zaten in de nieuwe regering ministers die in het weggestuurde kabinet hadden gezeten en men keek er ook niet van op dat de gevluchte leiders na verloop van tijd weer gewoon terugkeerden naar Thailand. Er werden verkiezingen uitgeroepen na het aftreden van Dharmasakdi, die gewonnen werden door Seni Pramoj. Het vertrouwen van het Huis van Afgevaardigden kreeg hij echter niet, waarna zijn broer Kukrit Pramoj de nieuwe regeringsleider werd. De periode dat Kukrit Pramoj aan de macht was kenmerkde zich door meer vrijheid en de poging om de welvaart van de allerarmsten te verbeteren. Ook wilde hij, net als de studenten, de Amerikanen het land uithebben na afloop van de Vietnam-oorlog, maar de Amerikanen waren te belangrijk voor de economie dus die poging mislukte. Ook de betrekkingen met China en andere buurlanden werden in deze periode steeds hechter.
In 1976 braken er opnieuw onlusten uit en het leger greep weer de macht met de conservatieve Thanin Kraivichien als premier. De communisten werden als schuldigen van de onrust gezien en velen werden gearresteerd. Premier Kraivichien werd in 1977 alweer afgezet en opgevolgd door Kriangsak. Onder Kriangsak werden de betrekkingen met vooral China en Cambodja nog sterker aangehaald, maar ook het buitenlandse beleid naar het Westen toe werd steeds belangrijker. De verhouding met Cambodja liep een deuk op door de vele vluchtelingen na de bezetting van Cambodja door Vietnam. Ook in Myanmar (Birma) zorgden binnenlandse problemen ervoor dat vele mensen vluchtten naar buurland Thailand.
In 1979 werden er weer vrije verkiezingen gehouden en de nieuwe premier werd Prem Tinsulanonda, een opperbevelhebber van het leger. Ook Prem raakte echter in de problemen en vluchtte naar het noordoosten, maar werd weer teruggehaald door koning Bhumibol, die daarmee aantoonde meer dan alleen een ceremoniële functie te hebben.
Jaren tachtig en negentig
In 1988 volgden weer parlementsverkiezingen waaraan 16 partijen deelnamen en Chatichai Choonhavan als premier opleverde. Deze regering werd echter beschuldigd van corruptie en trok zich weinig aan van de militairen. Dit leidde wederom tot een staatsgreep op 23 februari 1991, die echter zonder geweld verliep. Chatichai kreeg huisarrest opgelegd door de militairen en er werd zeer snel een regering samengesteld van zakenmensen en technocraten onder leiding van Anand Panyarachun, de National Peace Keeping Council (NPKC). Iets meer dan een jaar later werd er alweer een staatsgreep gepleegd en generaal Suchinda Kraprayoon werd de nieuwe premier.
Suchinda benoemde de diplomaat-zakenman Anand Panyarachun tot waarnemend premier, maar een jaar later nam hij zelf dat ambt op zich en trad als dictator op. Opnieuw werd het democratiseringsproces in Thailand teruggedraaid. Grote demonstraties onder aanvoering van oppositieleider Chamlong Srimuang eindigden in mei 1992 tot hevige onlusten in de hoofdstad Bangkok. Na bemiddeling van koning Bhumibol moest Suchinda aftreden en werd Anand Panyarachun opnieuw tot interim-premier benoemd. In september 1992 werd hij opgevolgd door Chuan Leekpai.
In de jaren tachtig waren er grensincidenten met Laotiaanse/Vietnamese troepen. Met Laos werd in 1988 een wapenstilstand overeengekomen, waardoor de betrekkingen aanzienlijk verbeterden. Het streven van Thailand een einde te maken aan de aanwezigheid van Vietnamese troepen in Cambodja werd, aanvankelijk door middel van (militaire) hulp aan het Cambodjaanse verzet maar later door diplomatieke bemiddeling, uiteindelijk beloond met het Vredesakkoord van Cambodja van oktober 1991. Hiermee kwam de terugkeer van tienduizenden Cambodjaanse vluchtelingen naar hun vaderland dichterbij.
Bij de vervroegde parlementsverkiezingen van juli 1995 werd de Chart Thai Partij (CTP) de grootste, net voor de Democratische Partij van de afgetreden premier Chuan Leekpai. CTP-leider Banharn Silpa-archa vormde een regeringscoalitie, bestaande uit de voormalige oppositie, de PDP en de eind 1994 uit de regering gestapte Partij van de Nieuwe Aspiraties (NAP) van Chavalit Yongchaiyudh.
In september 1996 moest Banharn echter al aftreden, nadat gebleken was dat hij zijn verkiezingscampagne had gefinancierd met verduisterd geld, als zoon van Chinese immigranten op onjuiste wijze de Thaise nationaliteit had verworven, over vervalste onderwijspapieren beschikte en zijn afstudeerscriptie op plagiaat was gebaseerd. Banharn schreef nieuwe verkiezingen uit voor november, die werden gewonnen door de NAP van Chavalit, net voor de Democratische Partij en ruim voor de Chart Pattana, de derde partij en bondgenoot van de NAP. Chavalit vormde een coalitieregering van de NAP en de Chart Pattana.
Ook de regering Chavalit (1996-1997) had een ongelukkige hand in de pogingen de oververhitte economie te saneren en het vertrouwen van buitenlandse investeerders te winnen. Hij wist een ernstige economische crisis in juli 1997 niet te voorkomen, maar behalve monetaire en economische factoren speelde de politieke instabiliteit van het land een rol bij de Thaise ineenstorting van de economie.
In september 1997 werd tenslotte een nieuwe grondwet aangenomen, die een eind probeert te maken aan een lange traditie van politieke omkoopbaarheid. In november trad Chavalit af en de verkiezingen werden een overwinning voor zijn Partij van de Nieuwe Aspiraties, op korte afstand gevolgd door de Democratische Partij. De leider van de Democratische Partij, Chuan Leekpai, vormde opnieuw een regering met bekwame economen op belangrijke posten als financiën en industrie.
De regering concentreerde zich op financiële hervormingen en het aantrekken van buitenlandse ondernemingen. De wetsvoorstellen om buitenlandse investeerders meer garanties en een grotere flexibiliteit te bieden, leidden eind 1998 tot scherpe politieke tegenstellingen. De oppositie en vele anderen verweten de regering 'de natie te verkopen'. In het algemeen werd de positie van de regering echter niet bedreigd. Ondanks het voortduren van de crisis bleef premier Chuan verreweg de meest populaire politicus. De oppositie onder leiding van ex-premier Chavalit Yongchaiyudh kon geen moment de indruk wekken beter tegen de problemen opgewassen te zijn.
Door de toenemende invloed van de pers en publieke opinie kwam een groot aantal corruptieschandalen aan het licht. De ministers van Gezondheid en Landbouw moesten vertrekken na beschuldigingen van verkwisting van overheidsgeld. Ook verloren enkele parlementsleden hun zetel nadat was aangetoond dat ze stemmen hadden gekocht.
In 1999 loofde het Internationaal Monetair Fonds de hervormingsdrang van de regering Chuan Leekpai en trok de economie weer aan.
21e eeuw
In 2001 werden de verkiezingen gewonnen door de Democratische Partij van Thaksin Shinawatra. De nationalistische partij van premier Thaksin, Thai Rak Thai ('Thai houden van Thai') had door fusies met andere partijen een grote meerderheid in het parlement.
Bij gevechten tussen het Thaise leger en rebellen in het islamitische zuiden werden in april 2004 minstens 74 opstandelingen gedood. Een van hen droeg een t-shirt met een Arabische tekst en de letters JI. Dat was mogelijk een verwijzing naar Jemaah Islamiyah, een moslimextremistische groep in Zuidoost-Azië die banden heeft met Al-Qaeda en werd verdacht van de bomaanslagen op Bali in 2002.
De regering beschuldigde de militante moslims van een geweldsgolf die al in januari 2004 begon. Daarbij waren al 60 doden gevallen. Er was vrees voor een terugkeer van islamitisch separatisme in het zuiden van Thailand, dat gesteund zou kunnen worden door internationale netwerken. Premier Thaksin zei echter dat de opstandelingen 'jongeren uit de zuidelijke provincies' waren die 'geen banden hebben met internationale terroristen'. Tot op heden (oktober 2010) is het nog steeds onrustig in een aantal zuidelijke Thaise provincies. Niet-essentiële reizen naar de provincies Yala, Narathiwat, Pattani en Songkhla worden ontraden. Sinds 2004 zijn er al meer dan 4000 mensen omgekomen.
Op Tweede Kerstdag in 2004 werden veel landen in het zuiden van Azië getroffen door een enorme natuurramp, waaronder Thailand. Er deed zich een zeebeving voor die een kracht van 9,0 op de schaal van Richter had. Het epicentrum van de beving lag voor de westkust van Sumatra, ter hoogte van de provincie Atjeh. De beving veroorzaakte een muur van water die over de kust van Thailand (Andaman Zee) en veel andere landen spoelde. De golven van deze zogenaamde tsunami bereikten op sommige plaatsen een hoogte van 10 meter. In totaal vielen er meer dan 230.000 doden, waaronder meer dan 5300 in Thailand. Onder de doden in Thailand waren veel buitenlandse toeristen.
Premier Thaksin Shinawatra krijgt in de loop van de jaren 2005 en 2006 steeds meer kritiek en wordt beschuldigd van machtsmisbruik en corruptie. Op 19 september 2006 werd een coup gepleegd door militairen en politie. Begin oktober werd de voormalige Thaise legerleider generaal Surayud Chulanont door koning Bhumibol Adulyadej beëdigd als de nieuwe premier van Thailand. Tegelijkertijd stemde Bhumibol in met een interim-grondwet die per direct in werking trad. De militaire junta van couppleger generaal Sonthi Boonyaratglin kreeg daardoor grote bevoegdheden tot de parlementsverkiezingen van 2007.
De junta beloofde binnen een jaar een nieuwe grondwet te zullen opstellen en verkiezingen te zullen houden, waarna de macht overgedragen zal worden aan een democratisch gekozen regering. De nieuwe premier Surayud Chulanont heeft herhaaldelijk laten weten zich te willen houden aan dit tijdpad. Er blijft echter zorg over de grote rol van de junta in dit hele proces, en over de lange periode, tot oktober 2007, die daarvoor is uitgetrokken. Bovendien lijkt binnen de strijdkrachten sprake van onenigheid over het optreden van de regering, dat zijn weerklank vindt binnen de junta, en zijn er spanningen tussen junta en regering. Een reeks bomaanslagen in Bangkok op oudejaarsavond en in de nieuwjaarsnacht van 2007 met 3 dodelijke slachtoffers als gevolg illustreert dat de situatie nog steeds weinig stabiel is. Geen enkele organisatie heeft voor deze aanslagen verantwoordelijkheid opgeëist. In december 2007 wordt een belangrijke stap gezet richting terugkeer van een burgerlijk bestuur. Bij verkiezingen wint de People's Power Party (PPP), die gezien wordt als voortzetting van de partij van Thaksin, de meeste stemmen. Dit proces wordt afgerond in februari 2008 als Samak Sundaravej de nieuwe premier wordt. In september 2008 demonstreren veel mensen tegen de premier. Hij ruimt het veld vanwege optredens in een kookshow op televisie. Vervolgens wordt Somchai Wongsawat op 17 september 2008 door het parlement tot premier verkozen en op grond daarvan op 18 september door de koning benoemd. Op 25 september werd het kabinet-Wongsawat door de koning ingezworen. Deze regering werd echter niet door de People's Alliance for Democracy (PAD) geaccepteerd, wat demonstraties tot gevolg had, waaronder de bezetting van de luchthavens Suvarnabhumi en Don Muang in Bangkok.
Omdat het constitutionele hof op 2 december 2008 oordeelde dat de PPP eind 2007 verkiezingsfraude had gepleegd, trad Wongsawat op diezelfde datum af en werd opgevolgd door interimpremier Chaovarat Chanweerakul, een partijgenoot. Deze werd op 17 december 2008 vervangen door premier Abhisit Vejjajiva van de oppositionele Democratische Partij.
Het National United Front of Democracy Against Dictatorship (UDD), een politieke groep, verzet zich tegen de People's Alliance for Democracy (PAD). De UDD (de aanhangers worden "red shirts" of "roodhemden" genoemd) heeft zichzelf verbonden met de For Thais Party, die in de oppositie zit tegen de coalitieregering. De UDD beweert dat premier Abhisit op een onrechtmatige manier aan de macht is gekomen, hierbij gesteund door het leger en de rechterlijke macht. De UDD eist daarom dat de regering wordt ontbonden en dat er nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven.
Vanaf maart 2010 tot 19 mei 2010 hielden de 'red shirts' of 'roodhemden' een deel van Bangkok bezet en probeerde het leger hen met geweld te verdrijven. Premier Abhisit riep de noodtoestand uit in Bangkok. Van beide kanten werd geweld toegepast. Het leger zette vanaf 13 mei een offensief in wat eindigde met de overgave van een paar van de leiders van de UDD en de vlucht van enkele anderen op 19 mei 2010 nadat het leger de barricades van het UDD kampement slechtte met gepantserde voertuigen en hard ingreep. Een deel van de ontgoochelde UDD-aanhangers begon daarna aan een vernielingstocht door Bangkok waarbij onder andere het grootste winkelcentrum van Thailand, CentralWorld, deels in vlammen opging. Ook in andere plaatsen in Thailand, met name in het noorden en noordoosten trokken 'roodhemden' de straat op en zorgden voor onrust. In veel provincies werd de noodtoestand uitgeroepen en een avondklok ingesteld. Bij de rellen in het voorjaar van 2010 vielen zeker 86 doden in Bangkok (waaronder 6 militairen).
Uiteindelijk werden er toch nieuwe verkiezingen uitgeroepen. De strijd tussen het premierschap ging tussen de zittende premier Abhisit Vejjajiva (Democraten) en Yingluck Shinawatra (Phuea Thai). Op 3 juli 2011 won Yingluck met haar partij de verkiezingen. Yingluck is de 28e premier van Thailand en de eerste vrouw op de hoogste politieke positie. De voormalige zakenvrouw is de zus van oud-premier Thaksin Shinawatra. Thaksin werd na de staatsgreep in 2006 het land uitgezet en leeft sindsdien als balling in het buitenland. Volgens tegenstanders van Yingluck zou zij slechts een marionet van haar broer zijn die op deze manier toch weer enigszins de touwtjes in handen heeft.