Mae Hong Son
Het plaatsje Mae Hong Son is prachtig gelegen in een dal omringd door beboste bergen, in het noordwesten van Thailand op ongeveer 275 km afstand van Chiang Mai. Het is tevens de hoofdstad van de gelijknamige provincie Mae Hong Son.
Mae Hong Son kwam in 1831 voort uit een klein olifantenkamp en bleef geïsoleerd tot het in 1965 door een geplaveide weg met Chiang Mai werd verbonden. De provincie wordt van oudsher overheerst door het naburige Birma, zoals blijkt uit de architectuur. De wats hebben bijvoorbeeld chedi's met meerdere daken, net als de Birmese tempels.
Shan en Karen maken het grootste deel van de bevolking uit en komen nog steeds de grens over om zich in Mae Hong Son en omgeving te vestigen.
Het kleine centrum van Mae Hong Son is gebouwd rondom het Jong Kham meer. Dit meer werd oorspronkelijk gebruikt om olifanten te wassen en is op zijn mooist wanneer de vroege ochtendmist de stad omhult. Vlak naast het meer bevindt zich Wat Jong Kham, een in 1827 door de Shan gebouwde tempel die een chedi heeft met diverse daken. De wat herbergt een 5 m hoog beeld van een zittende Boeddha.
Het is een mysterieuze plaats met een zeer goed bewaard gebleven eigen cultuur en is vooral bekend om de oorspronkelijke bewoners met de traditionele Thai Yai kleding, de schitterende ligging en de beroemde Langnek-vrouwen. De nek van deze vrouwen, van het Padaung- of Kayan-volk, wordt van kinds af aan verlengd met koperen ringen. Steeds worden er ringen bijgeplaatst met als gevolg dat de schouders naar beneden worden gedrukt en het lijkt of de nek tot onvoorstelbare lengte uitgroeit. Los van de esthetische component zou deze oude praktijk hen ook beschermen tegen aanvallen van tijgers. Het fenomeen was aan het uitsterven, totdat de Padaung erachter kwamen dat toeristen betaalden om de vrouwen te mogen fotograferen.
Een bezoek aan de dorpjes van de Langnek-vrouwen is een controversiële toeristische attractie waar lang over gediscussieerd kan worden. Tegenstanders vinden dat het niets anders is dan een 'menselijke dierentuin' waar de vrouwen geëxploiteerd worden en slechts een miniem bedrag ontvangen van de inkomsten die gegenereerd worden. Anderen daarentegen zeggen juist dat deze mensen een beter leven hebben gekregen in tegenstelling tot het leven dat zij voorheen hadden in hun dorpjes in Birma die ze vanwege etnische vervolging hebben moeten ontvluchten. Maar of u een bezoek aan de Langnek-vrouwen wilt brengen of niet, dat is natuurlijk uw eigen keus.
De hoofdstraat van Mae Hong Son, Khunlum Phraphat Road, is een aaneenschakeling van winkels (kunstnijverheid, stoffen, antiek), restaurants en touroperators.
Op de dagelijkse, levendige markt verkoopt men verse waar, Birmese stoffen en uitrusting voor trekkers.
Uiteraard beschikt ook Mae Hong Son over een aantal tempels die zeker een bezoek waard zijn. Naast de al eerder genoemde Wat Jong Kham bevindt zich Wat Jong Klang. Deze laat 19e-eeuwse tempel heeft opvallende wit met gouden chedi's. De glazen panelen met jataka-taferelen zijn (op verzoek) te bezichtigen.
Mae Hong Son kan het beste tussen november en maart bezocht worden, omdat het stadje dan op zijn mooist is. Tijdens dit koude seizoen is een trui of jas geen overbodige luxe, omdat het hier in de avond en nacht behoorlijk koud kan zijn. Tijdens het regenseizoen (juni-oktober) kan het reizen in de provincie Mae Hong Son lastig zijn, omdat er nog steeds vrij weinig geasfalteerde wegen zijn. In het hete seizoen staat de vallei vol met rook vanwege de 'slash-and-burn'-methode (het kappen en verbranden van begroeiing ten behoeve van de landbouw) die men hier nog hanteert.
Mae Hong Son is vanuit Chiang Mai bereikbaar met de auto/minivan (ca. 4-5 uur) of met het vliegtuig (ca. 30 minuten). De tocht vanuit Chiang Mai is fascinerend door de hooglanden en weelderige bossen en deze route wordt ook wel 'de weg met de tweeduizend bochten' genoemd. Vroeger was de rit alleen te maken op de rug van een olifant, maar met de aanleg van 'hoofdweg nr. 108' is de route nu ook voor ander verkeer toegankelijk.