Death Railway
Kanchanaburi is vooral bekend vanwege de aanwezigheid van de Death Railway (Dodenspoorlijn, ook wel bekend als de Thailand-Birma Spoorlijn) en de beruchte Bridge over the River Kwai (Brug over de Kwai-rivier). De Death Railway is tijdens WO II aangelegd door dwangarbeiders in opdracht van het Japanse keizerrijk.
Ongeveer 180.000 Aziatische arbeiders en 60.000 geallieerde krijgsgevangenen (POW – Prisoner of War) werkten aan de spoorlijn.
Krijgsgevangenen aan het werk bij de Death Railway
De mogelijkheden voor een spoorwegtraject tussen Birma en Thailand waren aan het begin van de 20e eeuw reeds onderzocht door de Britse regering (Birma stond destijds onder Brits koloniaal bestuur), maar de voorgestelde loop van het traject – door de jungle met veel heuvels en rivieren – werd als te moeilijk beschouwd om te voltooien.
In 1942 viel het Japanse leger Birma binnen en nam de macht over van de Britten. Om de Japanse strijdkrachten in Birma te houden, moest Japan troepen en andere benodigdheden via de Straat van Malakka en de Andamanse Zee aanvoeren. Uit angst voor een aanval van de geallieerden werd er door de Japanners naar een andere vorm van transport gezocht. Het meest voor de hand liggende alternatief was een spoorweg tussen Thailand en Birma. Het was de bedoeling om Nong Pladuk in Thailand (51 km ten zuidoosten van Kanchanaburi) met Thanbuyazat in Birma te verbinden via de Three Pagodas Pass (Drie Pagoden Pas), een afstand van zo’n 415 km. In juni 1942 begon men aan beide kanten met de aanleg van de spoorweg.
Toen de spoorlijn 15 maanden later klaar kwam (veel eerder dan vooraf gedacht), had hij zijn bijnaam , de Dodenspoorlijn, ruimschoots verdiend: bij de werkzaamheden zijn zo’n 16.000 krijgsgevangenen en 100.000 Aziatische dwangarbeiders omgekomen.
Death Railway
De mannen werkten vaak 18 uur aan een stuk door en moesten dan vaak een hele nacht lopen naar het volgende kamp. Ze kregen nauwelijks te eten en velen van hen stierven aan honger en dysenterie, maar de belangrijkste doodsoorzaken waren cholera en malaria, vooral tijdens het regenseizoen. Er wordt wel gezegd dat er voor elke biels op het spoor een man is gestorven.
Het bekendste deel van de Birmaspoorlijn is ongetwijfeld Brug 277 over de Khwae Yai rivier, bij toeristen beter bekend als ‘The Bridge over the River Kwai ‘. Hoe commercieel de brug ook is, je kunt niet naar Kanchanaburi komen zonder hem te bekijken.
Bridge over the River Kwai
De brug heeft eeuwige bekendheid gekregen door het boek en de gelijknamige film ‘The Bridge over the River Kwai’ (die overigens is opgenomen in Sri Lanka), maar veel critici zeggen dat de film volstrekt onrealistisch is en niet laat zien hoe de echte leefomstandigheden waren en hoe de gevangenen behandeld werden door de Japanners.
Er werd eerst een tijdelijke houten brug gebouwd waar in februari 1943 de eerste trein overheen reed. Drie maanden later was de stalen brug klaar. Beide bruggen raakten in 1944 en 1945 zwaar beschadigd door geallieerde bombardementen. De stalen brug werd na de oorlog gerepareerd en is nog altijd in gebruik. U kunt over de brug lopen of met de trein, die meerdere malen per dag rijdt van Kanchanaburi naar Nam Tok, over de brug heen.
Hoewel het spoor ten noorden van Nam Tok al snel na WO II werd afgebroken, werpt de spoorlijn zijn schaduw over de gehele Kwai Noi-vallei tot in Myanmar. De resten van het spoor zijn het zichtbaarst in de Hellfire Pass. Omdat de ondergrond in de Kwai-vallei erg onregelmatig was, moesten de krijgsgevangenen spoordijken en bruggen bouwen, en regelmatig doorgangen uithakken in de rotsen. Het meeste graafwerk vond plaats bij Konyu, 18 km voorbij Nam Tok, waar zeven doorgangen werden uitgehakt over een lengte van zo’n 3,5 km. De langste hiervan was de Hellfire Pass. ’s Nachts moesten de krijgsgevangenen doorwerken en werd het werk verlicht door olielampen, vandaar de naam Hellfire Pass. De Hellfire Pass is nu een herdenkingspad ter ere van de krijgsgevangenen die eraan hebben gewerkt en er zijn gestorven.
Hellfire Pass
Het leven in de POW-kampen (krijgsgevangenen-kampen) werd door sommige gevangenen met gevaar voor eigen leven vastgelegd. Menselijke haren werden vaak gebruikt voor kwasten, plantaardige sappen en bloed als verf en toiletpapier als het ‘doek’. Sommige van hun werken werden gebruikt als bewijsmateriaal in rechtszaken tegen Japanse oorlogsmisdadigers.
De graven van de mensen die op een wrede manier aan hun eind kwamen tijdens de aanleg van de spoorlijn, werden na de oorlog overgebracht van de kampbegraafplaatsen naast de spoorlijn naar drie oorlogskerkhoven, met uitzondering van de Amerikanen die allemaal werden gerepatrieerd.
De belangrijkste POW begraafplaats waar 6982 krijgsgevangenen begraven liggen is Don Rak (of Kanchanaburi War Cemetery) in Kanchanaburi. Het betreft voor het grootste gedeelte Britten, Australiërs, Nederlanders en Canadezen die hier begraven liggen, de meesten al op zeer jonge leeftijd gestorven. De begraafplaats wordt nog altijd uitstekend onderhouden.
Een kleinere begraafplaats waar zich zo’n 1750 graven bevinden is Chungkai. Chungkai was ooit een POW-kamp naast de spoorlijn waar een klein hospitaal en een kerk stonden, gebouwd door geallieerde krijgsgevangenen. De begraafplaats is de oorspronkelijke begraafplaats die door de gevangenen zelf is aangelegd en er zijn voornamelijk mannen begraven die hier in het hospitaal stierven.
Ook bij Thanbuyazat in Birma is een begraafplaats waar vele POW’s begraven liggen. Het is niet bekend hoeveel Nederlanders hier precies begraven liggen, omdat veel graven anoniem zijn.
Er zijn verscheidene musea gewijd aan hen die hun leven verloren hebben bij de aanleg van de spoorlijn, waarvan het grootste museum te vinden is bij de Hellfire Pass, een plek waar het grootste aantal levens verloren gingen. Het Hellfire Pass Memorial Museum is het beste en meest informatieve oorlogsmuseum in de omgeving van Kanchanaburi. Via oorlogssouvenirs, bezittingen van krijgsgevangenen, foto’s en getuigenverslagen wordt een beeld gegeven van de geschiedenis van dit gedeelte van de Birmaspoorlijn. Het museum is opgericht door Australische en Thaise vrijwilligers en dient als pelgrimsoord voor familieleden en vrienden van Australische krijgsgevangenen. Ook is er een Australisch gedenkteken te vinden bij de Hellfire Pass.
Twee andere musea bevinden zich in Kanchanaburi: het Thailand-Burma Railway Museum en het JEATH War Museum. JEATH is een acroniem van zes landen die bij de aanleg van de spoorlijn betrokken waren: Japan, Engeland, Australië/Amerika, Thailand en Holland. U vindt er een kleine collectie oorlogsfoto’s en brieven van voormalige krijgsgevangenen die terug zijn geweest naar de rivier de Kwai. Het JEATH War Museum bevindt zich naast de Mae Khlong aan Thanon Pak Praek, op ongeveer 5 km van de brug.
Elk jaar wordt hier eind november/begin december het River Kwai Bridge Festival gevierd. Tijdens dit festival wordt het eerste geallieerde bombardement op de brug van 28 november 1944 herdacht. Hoogtepunt van het festival is de Sound & Light Show waarbij de aanval van de geallieerden op de brug wordt nagespeeld. Het is zeer indrukwekkend om dit festival een keer mee te maken.